Ik vraag je, Man van Galilea,
was jij een mens, zoals ik, zoals wij?
Je betrad ongebaande wegen.
Kon je dit allemaal alleen?
Of was jij anders dan wij?
Je leven leek wel uitgestippeld.
Jouw daden waren onbegrijpelijk goed.
De littekens van je liefde
droeg je doorheen je hele leven.
ik vraag je, Man van Galilea,
was jij mens zoals wij, of was je meer?
Je loon was onbegrip,
zelfs vriendschap kreeg je met verraad betaald.
Jouw leven liep naar de Calvarietop.
Moet een mens dan altijd over bergen heen om ‘mens’ te zijn?
Jij bent voor ons pijn, lijden en dood ingegaan.
Is dat niet ongewoon?
Is dat niet het werk van God?
Man van Galilea,
niemand was zo groot als Jij,
Jij, die je zo klein hebt gemaakt voor ons.