• Vrijdag 24 Maart : Lezing uit het boek der Wijsheid 2,1a.12-22.
    In valse waan zeggen de goddelozen tot elkaar: “Laten wij de rechtvaardige belagen, want hij is van geen nut, hij gaat in tegen onze werken, hij verwijt ons zonden tegen de wet, hij beschuldigt ons van overtredingen tegen onze opvoeding. Hij wendt voor kennis van God te bezitten en hij noemt zich een kind van de Heer; hij is ons tot een verwijt tegen onze opvattingen geworden, alleen al hem te zien is ons een last, want zijn levensstijl is anders dan van anderen en zijn gedrag is ongewoon, als valse munt beschouwt hij ons, hij mijdt onze wegen alsof ze onrein waren, hij noemt het einde der rechtvaardigen zalig, hij beroemt er zich op dat God zijn vader is. Laten wij zien of zijn woorden waar zijn, en nemen wij als proef wat bij zijn heengaan gebeurt. Want als de rechtvaardige Gods zoon is, zal Hij hem te hulp komen en hem redden uit de hand van zijn tegenstanders. Laten wij met brutaliteit en kwelling hem aanpakken, om te zien of hij werkelijk zachtmoedig is en om zijn geduld te toetsen. Laten wij hem tot een schandelijke dood veroordelen, hij zal immers, naar zijn zeggen, toch beschermd worden." Zo redeneerden ze, maar daarmee waren ze op een dwaalspoor, want hun slechtheid verblindde hen. Zij verstonden Gods geheimen niet, zij hoopten niet op loon voor een heilig leven, noch geloofden zij in een ereprijs voor smetteloze zielen.
  • Vrijdag 24 Maart : Psalmen 34(33),17-18.19-20.21.23.
    Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af, zij worden op aarde vergeten. Naar vromen die roepen luistert de Heer en redt hen uit iedere nood. De Heer is nabij voor rouwmoedige harten, hij helpt wie zijn schuld erkent. Veel rampen zullen de vrome bedreigen, uit elk daarvan redt hem de Heer. De Heer zal over zijn beenderen waken, opdat hij er geen van breekt. De Heer redt het leven van wie Hem dient, al wie tot Hem vlucht heeft geen straf te duchten.
  • Vrijdag 24 Maart : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 7,1-2.10.25-30.
    In die tijd trok Jezus rond in Galilea, want Hij wilde dat niet in Judea doen, omdat de Joden er op uit waren Hem te doden. Toen het echter tegen een van de Joodse feesten, het Loofhutten­feest liep, Toen echter zijn broeders naar het feest waren gegaan, vertrok Hij ook, niet openlijk maar onopvallend. Enkele Jeruzalemmers zeiden: 'Is dit niet de man die ze zoeken te doden? En nu zie eens. Hij staat in het openbaar te spreken en men zegt Hem niets! Zou de overheid nu werkelijk erkend hebben, dat Hij de Messias is? Maar van deze man weten wij waar Hij vandaan is, wanneer echter de Messias komt, weet geen mens waar Hij vandaan komt.' Terwijl Jezus in de tempel leerde, riep Hij met luider stem: 'Gij kent mij en gij weet waar Ik vandaan ben; toch ben Ik niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij die waarachtig is, heeft Mij gezonden, Hem kent gij niet. Ik ken Hem, omdat Ik uit Hem ben en Hij Mij heeft gezonden.' Ze wilden zich van Hem meester maken, maar niemand sloeg de hand aan Hem, want zijn uur was nog niet gekomen.
  • Vrijdag 24 Maart : Origines
          Jezus zoeken is vaak een goede zaak, want dat is hetzelfde als het zoeken van het Woord, de waarheid en de wijsheid. Maar u zegt dat de woorden “Jezus zoeken” vaak uitgesproken worden naar aanleiding van hen die het kwade willen. Bijvoorbeeld: “Ze probeerden Hem te grijpen, maar niemand sloeg een hand aan Hem, want zijn uur was nog niet gekomen”. (...) Hij weet van wie Hij zich verwijdert en bij wie Hij blijft zonder nog gevonden te worden, opdat als men Hem zoekt, men Hem op de juiste tijd vindt. De apostel Paulus zegt tegen hen die Jezus nog niet zo bezitten en Hem niet geschouwd hebben: “Zeg niet in uw hart: ‘Wie zal naar de hemel opklimmen?’ Namelijk om Christus te doen afdalen; of ‘Wie zal in de afgrond nederdalen?’ namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. Wat zegt de Schrift? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart” (Rom 10, 6-8).       Wanneer de Heer, in zijn liefde voor de mensen, zegt: “U zult Mij zoeken” (Joh 8,21), dan is het nodig om de dingen van het Koninkrijk van God waar te nemen, opdat zij die Hem zoeken, Hem niet buiten zichzelf zoeken door te zeggen: ‘Hier is Hij’, oftewel ‘Daar is Hij’. Het Evangelie zegt hun: “Het Koninkrijk van God is in u” (Lc 17,21). Zolang wij het zaad van de gegeven waarheid in de ziel bewaren en zijn geboden bewaken, zal het Woord zich niet van ons verwijderen. Maar als het kwaad zich in ons verspreidt om ons te verderven, zal Jezus tegen ons zeggen: “Ik ga weg en u zult Mij zoeken en u zult in uw zonde sterven”.
  • Donderdag 23 Maart : Uit het boek Exodus 32,7-14.
    In die tijd sprak de Heer tot Mozes: “Ga naar beneden, want het volk dat gij uit Egypte hebt geleid is tot zonde vervallen. Ze zijn nu al afgeweken van de weg, die Ik hun had voorgeschreven, ze hebben een stierenbeeld gemaakt, ze buigen zich daarvoor neer, ze dragen er offers voor op en schreeuwen: Israël, dit is de god, die u uit Egypte heeft geleid.” Ook sprak de Heer tot Mozes: “Ik zie nu hoe halsstarrig dit volk is. Laat Mij begaan, dan kan Ik hen in mijn brandende toorn vernietigen. Maar van u zal Ik een groot volk maken.” Mozes trachtte de Heer, zijn God, gunstig te stemmen en vroeg: “Waarom Heer, uw toorn laten woeden tegen uw volk dat Gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid? tegen het volk dat Gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid? Waarom de Egyptenaren laten honen: Hij heeft ze laten gaan met de boze opzet ze in de bergen te laten omkomen en ze van de aarde weg te vagen? Laat toch uw toorn niet langer tegen hen woeden. Zie af van het onheil waarmee Gij uw volk bedreigt. Denk aan uw dienaren Abraham, Isaäk en Israël, aan wie Gij onder ede beloofd hebt. Ik zal uw nageslacht talrijk maken als de sterren aan de hemel, en heel het land waarover Ik heb gesproken, zal Ik uw nakomelingen voor altijd in bezit geven. Het zal voor eeuwig hun erfdeel zijn.” Toen zag de Heer af van het onheil waarmee Hij zijn volk had bedreigd.
  • Donderdag 23 Maart : Psalmen 106(105),19-20.21-22.23.
    Zij maakten een heilig kalf bij de Horeb, en wierpen zich neer voor een afgietsel van goud; Hun Glorie ruilden zij tegen een afgod, het beeld van een grasetend rund. Zij waren vergeten dat God hen gered had, Hij die in Egypte zijn macht had getoond; die wonderdaden verricht had in Cham en bij de Rietzee verbazende dingen. Hij dacht er al aan hen los te laten toen Mozes, zijn vriend, tussenbeide kwam. Die pleitte voor hen om hen niet te verdelgen en wendde Gods toorn van hen af.
  • Donderdag 23 Maart : Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes 5,31-47.
    In die tijd sprak Jezus tot de Joden: Als Ik over Mijzelf getuig, dan heeft mijn getuigenis geen waarde. Er is een ander de over mij getuigt, en Ik weet dat de getuigenis die Hij over Mij aflegt, geloofwaar­dig is. Gij hebt een gezantschap naar Johannes gestuurd en deze heeft getuigd voor de waarheid. Weliswaar behoef Ik de getuigenis van een mens niet, maar Ik zeg dit opdat gij gered zult worden. Hij was de lamp, ontstoken om te verlichten, en een korte tijd hebt gij u in zijn licht willen verheugen. De getuigenis echter die Ik bezit, is waardevoller dan die van Johannes, want het zijn juist de werken die de Vader Mij gegeven heeft om te volbrengen en die Ik ook volbreng, die van Mij getuigen, dat Ik door de Vader gezonden ben. Ook de Vader zelf die Mij zond, heeft getuigenis over Mij afgelegd. Zijn stem hebt gij nimmer gehoord noch zijn gestalte gezien, en zijn woord hebt gij niet blijvend in u, omdat gij Degene die Hij zond niet gelooft. Gij onder­zoekt de Schriften in de mening daarin eeuwig leven te vinden, maar juist dezen getuigen over Mij. En toch wilt gij niet tot Mij komen om het leven te vinden. Ik zoek niet door de mensen geëerd te worden, maar Ik weet dat gij in uw hart geen liefde tot God hebt. Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en toch aanvaardt Gij Mij niet. Komt een ander in zijn eigen naam, dan zult gij hem wel aanvaarden. Maar hoe zoudt gij ook kunnen geloven als gij van elkaar eer tracht te verwerven, terwijl gij de eer die van de enige God komt, niet zoekt? Meent niet, dat Ik u bij de Vader zal aanklagen. Er is al iemand die u aanklaagt: Mozes, op wie gij uw hoop hebt gesteld. Want als ge Mozes zoudt geloven, zoudt ge ook Mij geloven, want juist over Mij heeft hij geschreven. Als ge niet gelooft wat hij schreef, hoe zoudt ge dan geloven wat Ik spreek?'

Teksten zijn ontleend aan de website "Dagelijks Evangelie, www.dagelijksevangelie.org"