Bernulphus was niet alleen pastoor van Oosterbeek, maar ook gedurende een aantal jaren bisschop van Utrecht (1027-1054). Hij werd begraven in de St. Pieter. Daar voltrok zich ook de verering van Bernoldus. De Bernoldusverering, die aanvankelijk wellicht een meer algemeen karakter had was niet gebonden aan bepaalde dagen. Daar de verering vooral een zaak was van vrouwen die onvruchtbaar waren of problemen vreesden bij de aanstaande bevalling en van kinderen, die ergens last van hadden, ligt dat ook niet voor de hand.
Na de reformatie was de herinnering aan Bernoldus niet geheel verdwenen, zoals blijkt uit enkele bewaard gebleven getuigenissen over aan Bernoldus toegeschreven genezingen uit de 17e eeuw. Niet uitgesloten is dat de belangstelling werd geactiveerd door de ontdekking en opening van Bernoldus' graf in de St. Pieter in het jaar 1656, waarbij de kelk, pateen, ring en resten van zijn doodskleding werden aangetroffen. Gedurende de week dat deze werden bewaard stroomden de gelovigen toe om ze als relieken te vereren. Een week later besloot men de stenen kist met de lichamelijke resten weer op zijn plaats terug te brengen (tot de opgraving in 1952), maar de ring, pateen, kelk en staf in het archief te plaatsen. Er is sprake van de genezing van kinderziekten en van kinkhoest in het bijzonder. In Gouda werd in 1662 het zoontje van de familie Segerman-Jacobs door tussenkomst van Bernoldus plotseling genezen van een dodelijke ziekte. En in 1688 verklaarde een Utrechtse pastoor, dat vijf jaar tevoren Joanna Tibbel, die sinds vier maanden leed aan een hardnekkige hoest, 'blaffende als een hond', in een keer was genezen nadat zij driemaal uit het kelkje, dat in Bernulphus' graf was aangetroffen, had gedronken. In een verklaring wordt melding gemaakt van 'verscheyde wonderheeden' die al eerder door de relieken van Bernulphus waren bewerkstelligd, in het bijzonder door te drinken uit diens kelk. Het heeft tot 1925 geduurd voordat Bernulphus officieel tot heilige is verklaard; zijn feest wordt gevierd op zijn sterfdag, 19 juli. Reeds eerder zal er wel een “heiligverklaring” plaats hebben gevonden, omdat mensen hem gingen vereren. Zo wordt hij al Sanctus Bernoldus genoemd. Op 28 mei 1952 werd aan de voet van de kansel van de Pieterskerk, een meter diep in de bodem, de sarcofaag van Bernoldus, compleet met deksel, gevonden en opgegraven. In de kist werd een uiteengevallen houten kistje aangetroffen dat daar in 1656 was geplaatst. De inhoud hiervan bestond uit resten van het gebeente van Bernoldus en fragmenten van zijn met gouddraad doorweven bisschopsmantel. Deze overblijfselen werden in een nieuw, eikenhouten kistje in de sarcofaag geplaatst. De sarcofaag, ongeveer 1.300 kilo zwaar, werd overgebracht naar de apsis in de crypte van de Sint Pieter in Utrecht, waar hij thans nog staat.