Carnaval is een feestelijke gebeurtenis, die aan de 40-daagse Vastentijd voorafgaat. Het is van oorsprong een Germaans offerfeest, waarbij met veel herrie en enge maskers de boze geesten, die voor de kou hadden gezorgd, werden verjaagd; de zon ging langer schijnen en daarvoor werden de goden bedankt. Ook kwam later een Romeins lentefeest, dat gepaard ging met uitbundige verkleedpartijen. De katholieke kerk heeft deze oude feestelijkheden deels overgenomen en ze een plaats gegeven in de christelijke traditie.
Carnaval komt van het Latijnse ‘carne vale’ wat ‘vlees, vaarwel’ betekent. Carnaval begint zeven zaterdagen vóór Pasen en duurt 3 dagen. Het is een periode waarin iedereen nog eens een keer ‘los’ mag gaan, want na carnaval begint de vastentijd, 40 dagen lang (uitgezonderd de zondagen).
Vasten De veertigdagentijd staat voor een periode van soberheid en onthouding. Tijdens de veertigdagentijd zuiveren katholieken symbolisch hun hart om zo tijdens de Goede Week het sterven en verrijzen van Jezus Christus te herdenken. Na het Tweede Vaticaanse Concilie (1965) was korte tijd alleen de Goede Vrijdag volgens het kerkelijk wetboek nog een echte vastendag, daar is in 1983 Aswoensdag aan toegevoegd. Daarnaast mogen katholieken vrijwillig langer vasten. Tegenwoordig bestaat ook een nieuwe manier van vasten, waarin katholieken in de vastentijd afzien van moderne goederen als tv of internet. Ook bestaat sinds 1961 de Bisschoppelijke Vastenaktie, een geldelijke inzamelingsactie voor ontwikkelingslanden door alle katholieke kerken in Nederland met als motto ‘Even minderen voor een ander’.